Kaatje

Tuesday, October 31, 2006

Ballade voor de besjes








Het zomert na, zinderend. Op het werk kleef ik aan mijn stoel vast en ik moet moeite doen om niet bevangen te raken door de hitte.
Ineens hou ik het niet meer uit. Hoe zou het met Opa en Oma zijn?

De airco blaast op volle toeren door de auto. Kuchend scheur ik richting hun huis. Hun huis, dat ze dankzij een gigantisch netwerk van kinderen, hulpverleners, videobewaking en Tafeltje-dek-je nog steeds met z'n tweeën delen. Maar of dat nou een zegen is…
Opa is eenennegentig en hangt van de medicijnen en zuurstof aanelkaar. Geestelijk is hij fit, maar lichamelijk niet. Hij is op. Zijn hart, zijn longen, zijn bloedsuiker, overal slikt hij de meest ingenieuze cocktails voor. "Voor mij hoeft het zo allemaal niet meer", zucht hij soms, en hij zapt nog maar eens langs de kanalen. Van zijn oude felheid-met-ferme-handklap-op-de stoelleuning is niet zo veel meer over.
Oma is negenentachtig en heel erg lief. Voorzichtig, belangstellend, nooit iemand veroordelend, maar o wee als ze iets niet wil: "Met geen stok krijgde gullie me hier weg!" kraste ze jarenlang over hun laatste huis. Helaas moest dat toch. Ze zijn verhuisd naar deze aanleunwoning, helemaal privé met de meest geavanceerde bejaardonvriendelijke toeters en bellen die je je maar kunt voorstellen.

Als ik aanbel, doet er niemand open. Vreemd. Ze zijn niet in de conditie om samen te gaan kuieren. Nog een keer bellen dan maar. Ach, Opa krijgt vast het knopje van zijn video home system niet gevonden. Ik wacht nog even. Niets. Verdorie, dit duurt echt te lang. Het is al drie uur 's middags, die liggen toch niet meer in de siësta?
Bang sluip ik naar de achterdeur en begin als een idioot te bonken. "Ooooopa!!!! Doe ooooooooopen!"
Niets.
Nog een keer.
Weer niets.
En net als ik besluit om een grote steen te gaan zoeken, hoor ik een ijzingwekkend gekerm en gekuch.
Opa doet hevig steunend de achterdeur van het slot.
Hij kijkt slaapdronken en vraagt meteen of "ik even bij ons moeder wil gaan kijken, want die is gevallen".

Mijn Omaatje. Ze slaapt en ligt als een stukje doorzichtige perkament tussen de stijf gesteven lakens. Haar mond staat een beetje open. Het lijkt wel of ze opgebaard ligt. De tranen springen me in de ogen als ik haar hand pak. Verward begint ze meteen te huilen.
"Wie ben jij? Ik weet niet waar ik ben. Ik ben zo bang!"
"Ik ben het Oma. Karin van onze Jan, maar je kunt me niet goed zien. Zal ik je bril even opzetten?"
"Oja, nou zie ik het. Karin…..Karin….Karin….."
Ze huilt zachtjes en pakt mijn hand vast. "Ik ben gevallen en ik weet niet meer hoe. Waar is onze pa? Ik ben onze pa kwijt en ik ben zo bang!"
Ik verzeker haar dat Opa in de huiskamer ernaast zit en besluit dat ik iemand ga oppiepen. Ze kan niet de hele dag in bed blijven liggen. Als ik haar uit bed til, laat ik haar geheid doodvallen, dat moet een deskundige komen doen.
Snel druk ik op het rode knopje van haar polsbandje en binnen een minuut klinkt de stem van een verpleegster. Ze komt over vijf minuten. Vijf ellendig lange minuten.
Ik kijk naar Oma. Ik hou zoveel van haar. Toen ik zwanger was en stopte met roken, heb ik nog een paar memorabele momenten gehad met haar. Maar nu telt alleen het nu. Ze is ongelukkig en bang, hoe zorg ik ervoor dat ze zich beter voelt?

"Oma, zal ik een foto pakken van kleine Jan? Dan kun je even naar hem kijken. Dan ga ik even intussen kijken hoe het met Opa gaat".
"Nee, nee, laat me niet alleen, ik ben zo bang!" Haar hand op mijn arm, smekend kijkt ze me aan.
Toch wring ik me voorzichtig even los en pak een pasfoto van mijn kleine Jan als baby. Met Opa is alles oké gelukkig, en als ik bij Oma terugkom, slaapt ze alweer. Kleine Jan zit verfrommeld tussen haar benige vingers. Haar haar lijkt wel op dat spul dat je ook in afzuigkapfilters ziet: wit en luchtig, een beetje een brosse schuimberg. Zucht.

Na een uur zit Oma verfrist in haar jurk en steunkousen in haar stoel gehesen, met Opa aan haar zijde. We keuvelen een beetje over de ansichtkaarten op het dressoir.
Oma vraagt om de vijf minuten: "Hoe gaat het met kleine Jan? Heb jij nog meer kinderen?" en dan antwoord ik steevast: "Goed Oma. Hij wordt groot. Nee, ik heb niet meer kinderen". Verward kijkt ze om zich heen, ze voelt wel dat dit helemaal niet in orde is, dit gesprek.

En dan vind ik een oude foto van een dame met een katoenen mutsje, zo'n typische Saartje van Swiebertje. Als ik verbaasd vraag wie dit is, zegt Opa trots: "Dat is nou mijn Oma! En die kon vroeger heel mooi zingen!"
Plotseling zet hij het liedje van mijn betovergrootoma in, uit volle borst. Vijftien coupletten lang zingt hij met longemfyseem en zuurstoftank en al over Elsje, die de liefde van haar leven ontmoet. Het liefdespad gaat niet over rozen, maar uiteindelijk is het toch een happy end. Ze vinden elkander! En Oma zingt mee, geen verwardheid meer te bekennen, ze kent alles van buiten en lacht stralend naar Opa.
Als ze met een daverend slotakkoord hun optreden besluiten, zit ik jankend op mijn stoel en geef ze een staande ovatie.
Daarna is het stil.
Dan vraagt Oma:
"Hoe gaat het met kleine Jan? Heb jij nog meer kinderen?"

In de auto draai ik mezelf met harde muziek weer terug in de tijd.
Het bezoekje galmt nog weken na.

Wednesday, October 04, 2006

Hoe het niet moet (Anvers, deel 3)












Het leukste terras in Antwerpen is dat van het Elfde Gebod. Ze hebben er zalig bier en garnalenkroketten! Ik was alleen, want ET wilde nog verder shoppen en ik had het wel gezien. Juist toen ik een artikel over Tony Blair wilde gaan uitspitten, met de Volkskrant heerlijk asociaal over mijn terrastafel uitgespreid, goot ik per ongeluk een hele grote slok trappist dwars over mijn voorgevel in plaats van in mijn mond. Flets! Een cup Westmalle van 150 vierkante centimeter! Kutkutkut, wat moest ik? Naar het hotel lopen en me verkleden? Nee, misschien viel rood op rood wel mee als het verdampt was. Wisten jullie trouwens dat je in Belgie 30 eurocent moet betalen voor de plees in je eigen kroeg tegenwoordig? Zuchtend wreef ik voor de spiegel over mijn Westmalle, de toiletjuf belovend dat ik echt terug zou komen met het geld. Dat zij niet dacht dat wij Ollanders gierig zijn, of erger nog: oplichters!

Inmiddels stierven we van de honger na al dat bier. En dan geen liflafjes-op-een-bedje-van-rariteiten-honger, maar gewoon boerenhonger in aardappels, vlees en groente. Het kon ook niets anders dan boerenhonger zijn, want ik was toch niet zo netjes opgedroogd. Geen poepsjieke tent dus maar. Het werd een terras van een echt Belgisch restaurant (grrrr......naam kwijt! even smsen naar ET) aan de voet van de OLV-kathedraal. We werden hartelijk ontvangen door een Vlaamse studente in t-shirt en spijkerbroek. Met mijn horeca-oog zag ik meteen dat ze de X-factor had, ze was niet ervaren, maar ze zag alles, bleef erg rustig en gestaag doorbedienen. Nee, dan de Patron en Matron! Matron had in tegenstelling tot de studente een pinguin-horecatenue aan, een zwarte geperste broek met witte blouse en dito kanten schortje. Struikelend rende ze met haar permanentje over het terras, baasde haar personeel omver en haalde 'onze' studente uit haar ritme door gewoon aan dezelfde tafels OOK bestellingen aan te gaan nemen. Het arme meiske raakte helemaal van de leg. Patron ging bij een verliefd jong stel de drank serveren. Hij schudde veel te hard met een fles dure champie en ......."PLOP!" Wij moesten echt wegduiken, anders waren we aan beide ogen blind geweest. Hij heet zeker Basil, of misschien wel Manuel, dachten wij nog.

Maar: het eten was fantastisch. Ik heb nog nooit zo'n goede lamskoteletten op. Lekker dik en mals, niet van die knoerharde gegrilde plankjes. Ik kreeg er een heerlijke gepofte aardappel (oei, ik typte aarsappel) en gekookte groente bij. Na het eten kwam Matron afruimen. "Het was erg lekker!" zei ik uit mezelf tegen haar. Resoluut duwde ze haar bril wat hoger tegen haar permanentje en zei met een zwaar Hollands accent: "Ja, de kok is wel een klootzak af en toe, maar koken kan hij wel!" ET schoot in de lach, en wel om mijn gezicht. Blijkbaar had ik last van open mondgedrag. "Ja, dat zit zo", legde ze omstandig uit, "hij doet het allemaal op z'n dooie akkertje en wij willen gewoon dat ie tempo maakt!'
Et voila, daar hadden we weer een lekker staaltje Nederlandse gestresstheid en onbeschoftheid vs. de Vlaamse netheid. Ik zat me helemaal wezenloos te schamen voor mijn afkomst. Geef mij een gat in de grond alsjeblieft! Natuurlijk zijn niet alle Vlamingen en Ollanders hetzelfde, maar toch.....Toen we de rekening vroegen, gaf ik onze studente een paar euro fooi, drukte het in haar hand en fluisterde: "Hier, alleen voor jou".
Al met al was het een geweldige avond. Ook een kijkje nemen in de keuken? Plof dan neer bij Xaverius aan de Oude Koornmarkt te Antwerpen. De kok is een klootzak, maar hij kan wel koken;-)



Is Antwerpen dan hip? (deel 2)











Ik weet het niet meer hoor. Toen ik door de Antwerpse binnenstad liep, begon mijn gedachtenmachine op volle toeren te draaien. Dat ging ongeveer zo:
Inmiddels heb ik al veel grote steden gezien en allemaal hebben ze hun eigen charme. Londen vind ik geweldig vanwege de pubs en the old English traditional way. Alleen al dat bekakte : "Mind the gap!" in de Underground, daar smelt ik van. En ik heb er gewoond, dat scheelt. Parijs heb ik zo'n tien keer bezocht, en daarvan zijn de groene parken en het artistieke Franse buitengevoel me het meest bijgebleven. Berlijn: een unieke mix van supermodern en heftige geschiedenis. In Rome vond ik de oudheden op straat adembenemend, en dan dat Vaticaanstad.....ik heb gezien hoe de mooiste Italiaanse mannen hun ziel verkochten door er een witte boord omheen te knopen. Zonde! Barcelona heeft de ideale ligging, Madrid is fantastisch vanwege de prachtige promenades en verzengend hete binnenpleinen, met een ge-wel-dig uitgaansleven......en zo kan ik nog wel even doorgaan. En natuurlijk heeft iedere zichzelf respecterende stad minstens twee musea: eentje met lokale oudheden en eentje met moderne kunst. Ik heb er veel van gezien.

Ik liep door Antwerpen dus. Wat me opvalt bij al die stedentrips, is dat veel oude wijken opgehipt worden. De meest shabby buurten worden omgetoverd tot leuke slenterstraatjes met trendy boetieks. Ze zijn vaak klein, met een design (lees: retro seventies) voorgevel, vol met tweedehands artikelen en hoogstens twee uitbaters erin. Zo ook in Antwerpen. Het is allemaal mooi, het is allemaal leuk, het ziet er allemaal apart uit, het is vooral ook allemaal duur, maar ook daardoor schijn je je te kunnen onderscheiden.......of maak je dan een tweedeling in je publiek? Of zijn de huren zo astronomisch hoog dat je niet anders kunt? Op een gegeven moment zei ik tegen ET: "Wat vreemd, in al die grote steden waar dan ook ter wereld zijn trends toch ongeveer hetzelfde." Gek he? Ondanks alle inspanningen van de ondernemers kreeg ik een enorm gevoel van eenheidsworsterigheid over me. Leuk woord voor galgje!
Antwerpen heeft hippe zaken genoeg, maar geef mij maar de Vogeltjesmarkt, of de Zonderhaatmonumenten die herinneringen oproepen aan akelige oprispingen van rechtsdraaiend melkzuur. Het aantrekkelijke van een stad zit 'm voor mij dus niet in de modernste trends, al zijn die wel leuk om te zien natuurlijk. Het zijn juist die hele eigengereide dingen die mij raken. Is dat bij mensen eigenlijk ook zo? Ehhhhhhhhhh..........................