Kaatje

Sunday, July 26, 2009

De reis naar Procambarus Clarkii


Liefste Brenda,

Helaas moet ik mijn tijdelijke claim op jullie mooie sportvissersuitrusting laten varen. Ik had me in de afgelopen maanden helemaal voorbereid op een vakantieweek vol heroïsche momenten. Alleengaande moeders met een testosteronbommetje van zes jaar moeten een trukendoos vol actie hebben.
Nog nooit had ik een levende worm of half getransformeerde made aan een haakje gewriemeld, maar ik zou het gaan doen, zoals ik tegenwoordig ook al heel stoer enorme spinnen en langpootmuggen vang voor een ecologische uitzettingsprocedure – vredelievend door het raam.
Als ik dat laatste durfde, zou ik dat eerste ook durven, op de groene camping in het rivierenland rondom Wilnis. Stoer toch? Ik was er lichamelijk en geestelijk klaar voor.
Tot deze avond. Bij het NOS-journaal zag ik tot mijn verbijstering dat het rivierenlandschap deze zomer omgedoopt kan worden tot het land van Procambarus Clarkii:
http://www.nos.nl/nosjournaal/artikelen/2009/7/26/260709_rivierkreeftjes.html

Een tikkeltje ongerust ben ik gaan Googelen. Op een vissersforum hoopte ik gerustgesteld te worden, maar wie kan kerels serieus nemen die zichzelf De Waterrat, De Peuteraar of The Sandman noemen? Dat is toch verschrikkelijk? Via diverse andere links kwam ik uiteindelijk tot de conclusie dat er geen vis meer te bekennen valt in de Zuid-Hollandse wateren. Die beesten vreten alles op! Jan zal diep teleurgesteld zijn en half huilend stamelen: ‘Ja maar mama, we zouden toch gaan vissen?’
Wel verdomme.
Maar er is hoop. Zojuist heb in de schuur gekeken en kreeftfähig materiaal gevonden. Op de foto kun je onze basisuitrusting bewonderen. De tabak die ernaast ligt is puur toevallig puur natuur en puur Amerikaans.
Dat moet toch voldoende zijn voor een middag of twee spannende watersport. De berichten over die joekels zijn trouwens wel tegenstrijdig. Op het NOS-journaal wordt verkondigd dat de Procambarus Clarkii totaal onschuldig is en heel bang is voor mensen. Andere bronnen vermelden dat hij zijn achterlijf dreigend kan opheffen zoals een schorpioen dat doet, of echt flink hard kan knijpen zelfs. Ik krijg werkelijk angstaanjagende visoenen, maar we bikkelen gewoon verder, wat er ook gebeurt.
Als we er dan veel aan onze tenen hebben hangen, gaan we de beesten op de camping koken en verwerken in dit goddelijke maal:

Lauwwarme rivierkreeftensalade met groene asperges, saucisson sec, verse dragon en een mosterddressing

Vermeng wat bladsla met rucola en de verse dragon. Verdeel dit over de borden. Kook de groene asperges 8 minuten en laat ze afkoelen. Bak de vermaledijde kreeften (eerst koken en kraken!) in hete olijfolie. Schep ze uit de pan en houd ze warm. Bak de plakjes saucisson kort in de olijfolie en houd ze ook warm. Bestrooi de asperges met wat zout en schep ze op hoog vuur even om. Haal ze uit de pan.
De dressing wordt in dezelfde pan bereid. Draai het vuur uit en blus af met rode wijnazijn. Breng op smaak met Dijonmosterd en versgemalen peper.
Verdeel alle ingrediënten over de borden, breng op smaak met de dressing.
Garneer met wat verse dragon. Wijntip: een volvette witte, want vis moet drie keer zwemmen.
Bon appétit.

Ik weet dat jij het niet lekker vindt, maar door zo’n verhaal wil je het toch bijna gaan uitproberen?
In ieder geval wil ik je sportvissersuitrusting best lenen, maar dan wel voor een dag in de Brabantse wateren. Een andere keer dus.

Toch bedankt voor het aanbod, Bren. Ik houd je op de hoogte van onze rode kreeftachtige vrienden,

Dikke zoen,

Kaatje










Friday, July 17, 2009

Voor allen die zich een buil durven vallen







'ALS JE NOU EENS PRECIES ACHTER mij loopt, olifant,' zei de eekhoorn, 'dan bots je nergens meer tegenaan.'

'Dat is goed,' zei de olifant en hij liep achter de eekhoorn aan.
Een hele tijd ging het goed en iedereen keek vol verbazing naar de eekhoorn en de olifant die vlak achter elkaar van de ene kant van het bos naar de andere kant liepen. Ze liepen langs slingerende paden, maar ze botsten nergens tegenaan.

De zon scheen en de builen op het hoofd van de olifant slonken.

'Lopen we eigenlijk wel goed?' vroeg de olifant na een tijd. 'Moet ik niet af en toe ergens tegenaan botsen?

'Maar je vindt het toch erg dat je overal altijd tegenaan botst?' vroeg de eekhoorn verbaasd.

'Ja, dat is zo,' zei de olifant.

Ze liepen een tijd verder en zeiden niets.

De olifant werd somber. Ben ik zonder botsen mijzelf nog wel? dacht hij. Hij wist nooit precies hoe hij zichzelf het meeste was. Hij zuchtte diep.

Ten slotte hield hij het niet meer uit en sloeg plotseling rechtsaf.

Daar stond juist de eik, die hij niet had gezien. Hij liep met volle vaart, met zijn hoofd vooruit, tegen de stam van de eik.

Het hele bos dreunde van de klap.

'Au!' riep de olifant. 'Au! Au!' De buil op zijn voorhoofd was de grootste buil die hij ooit had gehad en hij jammerde luid, maar ook enigszins voldaan.

De eekhoorn ging in het gras naast hem zitten en zweeg.

'Het spijt me,' zei de olifant. 'Het spijt me echt.'

De eekhoorn zei niets en maakte met een teen een klein gaatje in de grond.

'Iets moet me toch spijten?' riep de olifant toen luid. Maar hij vond zelf ook dat hij iets heel raars riep.

Auteur: Toon Tellegen

Uitgeverij: Querido, Amsterdam 1993

Friday, July 03, 2009

Luchtigheid





We schrijven vrijdag 3 juli 2009. De mussen vallen van het dak, ik klap uit elkaar van de hooikoorts en de ademnood. Dat is echter peanuts vergeleken bij het drama dat zich aan de andere kant van Tilburg afspeelt. De liefste vader uit mijn klas ligt zijn laatste adem uit te blazen, bijgestaan door zijn vrouw, zijn twee zoontjes en een pastor. Ik loop thuis een beetje rond te hobbelen, verdrietig, onrustig. Over een uur moet ik aantreden in het nieuwe verguisde Midi-theater, in de volksmond beter bekend als het ‘Adje-theater’. Onze school bestaat vijf jaar en de wereld draait hoe dan ook gewoon door. We gaan een stierenvechtersdans opvoeren in zwart-witte kledij, getooid met rode lappen die we vurig heen en weer moeten zwieren. En ik heb niets wits om aan te trekken. De stad in dan maar. Het wordt tijd voor wat luchtigheid. Olé.

Als ik door de snikhitte loop, krijg ik een fotomoment. Fotomomenten zijn van die gewaarwordingen waarbij je een stapje terug doet terwijl je een beeld krijgt, dat je meteen zou willen vastleggen op de gevoelige plaat. Vandaag betreft het ‘Tilburgse vrouwen in de winkelstraat op een tropische dag.’ Dames, wat lopen jullie er toch bij. Ik weet gewoon niet waar ik moet beginnen van ellende. God heeft jullie toch geschapen om te behagen? Doe dat dan ook gewoon en ga niet als de eerste de beste slons door het leven.

Een b.h. is verzonnen om je boezem te verfraaien, niet om je te transformeren tot een Michelinmannetje. Lillend vet kan best gecamoufleerd worden, dat doe ik ook. Zet hem een gaatje losser, dat zou al schelen, of koop een maat groter. Ruil hem desnoods op een kledingparty.

Dan de onderbroek. Er zijn twee opties. Optie een: draag een naadloze onderbroek. Die zit lekker en je ziet er niets van. Optie twee: draag een string. Die zit niet lekker, alleen bij Barbiemeisjes, maar je ziet er ook niets van. Andere opties zijn uit den boze, je krijgt er namelijk zes billen van. Twee in de broek, twee erboven en twee eronder. Dat kan gewoon écht niet, tenzij je er een duivels genoegen in schept om voor lul te lopen natuurlijk.

Het summum van wansmaak vind ik Korte Broeken. Bermuda-achtige, vleeskleurige, omgerolde korte broeken die zo lekker half in je kruis blijven hangen als je een stukje hebt gefietst. Korte broeken raken mij in het diepst van mijn esthetische beleving. Ze zijn onmodieus, onvrouwelijk en accentueren stevige bovenbenen nog drie keer zo erg. Ja oké, hotpants zijn geweldig als je een strak danseressenlijf hebt, maar wie heeft dat, buiten de meisjes van de dansacademie? Het kortste model dat ik hier in de kast heb liggen, is een capriboek. Verder heb ik twintig rokken, van flodder tot spijker, van kort tot lang, van klokkend tot recht naar beneden. Ik wil nooit meer anders. De achterhammen zitten er ook zo mooi in verpakt...

Het schoeisel lijkt op het eerste gezicht wel mee te vallen. Maar oh, help. Ik heb tot mijn grote schrik de combinatie bermuda mét Crocs ontdekt. Crocs vind ik echt alleen leuk voor kleuters, een aantal jaren terug waren dat dan ook de enige levende wezens die ze droegen. Ze zijn best leuk met die kleine opzetkrokodilletjes en –dino’s erbij, maar nu zijn er ook al volwassenen die ze dragen. Ik ga nog liever barvoets door het leven dan op die zogenaamd modieuze klompen. Ze zijn van een onooglijke kleur plastic gemaakt en zo godvergeten uniform dat iedereen het meteen ziet: dat zijn Crocs. Het zal ongetwijfeld de kracht zijn van dat merk, maar ik vind het afschuwelijk. En wie dragen ze? Juist ja, vrouwen. Ik moet de eerste kerel nog tegenkomen die ze aan zijn voeten durft te doen, die gaat gelijk op de foto. Kerels gaan toch liever voor de stugge, lederen sandaal. Of echte klompen.

De rest van de kledingstukken krijgt een voldoende. Lange broeken, shirts en bloesjes kunnen er best mee door, mits ze van niet al te dunne stof gemaakt zijn. Hier geldt hetzelfde principe als bij de b.h.. Rollade-achtig vertoon kan echt niet op een zomers terras, we zitten niet in de koelvitrine van de eerste de beste keurslagerij!

Inmiddels zijn de kinderen uitgedanst en ik zit weer thuis. Mijn nieuwe witte bloesje van 10 euri is doorweekt, maar zit nog keurig netjes. Het was geweldig en Lotte had zelfs bij haar zwart-wit-rode stierenvechterstenue haar kleine roze Crocs aan. Volgens mij staat ze er thuis nog mee onder de douche. Van haar kan ik het wel erg goed hebben: ze is pas net vier geworden.


Ik duik nog even de tuin in. Het verdriet begint weer op te borrelen, al was deze klaagzang aan Uwe Doorluchtigheid wel even verfrissend. Zucht. Een zuchtje wind.